Sleutelconcepten in het middenspel deel 2
Pionnenstructuren
Talloze onderwerpen zijn
mooi beschreven en keurig uitgewerkt. Maar bij het bestuderen van partijen van
schaakstudenten, of het nou talentvolle jeugd was, of volwassen clubschakers van
divers niveau, viel me één aspect op dat ik als volgt zal proberen te beschrijven: nadat
de klok is aangezet en de partij is begonnen, wordt de opening gespeeld. Veel spelers blijken redelijk goed op de hoogte van de theorie. Onvermijdelijk komt het moment waarop één van beide spelers afwijkt, waardoor beide spelers op zichzelf zijn
aangewezen. In de fase daarna moeten de spelers hun weg zien te vinden in een
wirwar van varianten en plannen. Zij mogen de tactiek niet uit het oog verliezen,
maar bovenal zullen zij een strategisch plan moeten bepalen. In deze fase viel mij –
door de bank genomen – op dat veel clubschakers over het algemeen de momenten
waarop tactiek een rol speelt, goed in de gaten hebben. Laten we zeggen dat er
gemiddeld om de vijf zetten tactiek in de stelling zit. Echter… die andere vier zetten
moeten zij toch zelf verzinnen! Maar hoe moeten zij dat doen? Waar moeten ze op
letten? Welke principes dienen zij te hanteren. Hoe zien ze of een bepaald strategisch
kenmerk dominanter is dan een ander?
Als ervaren speler en gediplomeerd schaaktrainer kon ik er meestal wel een vinger
achter krijgen waar het ergens mis ging. Dat was bij elke speler telkens anders, maar
toch slaagde ik er soms in om een “grootste gemene deler” in de partijen van iemand
op te sporen. Daarmee was ik er nog niet. Want elke partij was natuurlijk verschillend
met de partijen die nog gingen komen. Hoe kon ik deze speler daadwerkelijk vooruit
helpen hiermee? In deel 2 komen de belangrijke Pionnenstructuren aan bod!